Het is ons gelukt. We zijn de grens over. Alle papieren waren om 11 uur de
avond voor vertrek binnen. In twee uur waren de grensformaliteiten gepiept en
zijn we direct doorgereden naar Chantaburi. Daar hoorden we helaas van Dr. Phil
- onze tussenpersoon voor de autopapieren - dat we de volgende dag direct weer
konden omkeren om naar de grens terug te rijden omdat we een cruciaal document
niet afgehaald hadden. We waren op dat moment illegaal aan het rijden in Thailand.
De volgende dag dus 175 km heen en 175 km terug. Ook vreemd en zeker vervelend
was dat onze auto’s een vergunning kregen voor een maand maar wij vieren kregen
een visum voor twee weken. De auto’s mochten blijven maar de chauffeurs niet.
Later bij de grens met Myanmar is het ons gelukt de visa te verlengen.
Wat ons direct opvalt, is dat Thailand in de rouw is vanwege het overlijden
van koning Bumibol. Op alle publieke gebouwen en de vele koningsgezinde winkels
hangen zwart witte doeken en zijn portretten van de koning geëtaleerd teneinde
eer te bewijzen. We zien een koning met fototoestel, met saxofoon, serieus en
vrolijk, koning bij onderdanen etc. Gelukkig zijn er geen maatregelen die het
toeristen bestaan minder aantrekkelijk maken: er zijn nog volop alcoholische
versnaperingen te vinden, alle massagesalons zijn nog open. Sterker nog in
sommige musea mogen we zelfs gratis naar binnen. Ook voelen we ons hier steeds
minder een reiziger en steeds meer een toerist. Het echte avontuurlijke en
onbekende deel van de reis lijkt een beetje achter ons.
De eerste paar dagen brengen we aan de kust door bij Phue en Pattaya. We
wisten dat het laatste een oord was waren (oude) mannen op zoek zijn naar (jonge)
Thaise vrouwen en dat ziet er inderdaad niet vrolijk uit. Vandaar naar het
noorden via de schilderende olifanten. Ook in Thailand zijn diverse restanten van Kmer koninkrijken teruggevonden.
Wij fietsen rond op het Sokuthai complex, vol met tempels en andere bezienswaardigheden.
We rijden in Thailand weer verder naar het uiterste noorden. Weer even
genieten van de uitlopers van de Himalayas. Allereerst in Khamphean Phet en dan
naar Lampang waar we het Loi Krabang festival meemaken, waar eenieder lichtjes
op het rivierwater zet of brandende ballonen de lucht in stuurt. Erg romantisch
en dit jaar extra bijzonder vanwege de uitzonderlijk grote maan.
Changmai altijd leuk, nu extra leuk als we gaan mountainbiken. Met een
toek-toek worden we boven op de berg met fietsen afgezet waarna we al remmend naar
beneden hotsten en botsen over afschuwelijk hobbelige bospaadjes. Onze billen
worden als stootkussens zwaar op de proef gesteld op die belachelijk smalle
zadeltjes. Qua stootkussen hebben sommigen onder ons ook nog eens een oneerlijk
voordeel.
Ook bij het Tubing wat we in de lokale rivier gedaan hebben hadden deze
individuen een voordeel omdat we regelmatig de grond raakten en zij daar minder
onder leden dan de mannelijke tak van het reisgezelschap.
Eveneens in Chiang Mai hebben we meegedaan aan een kookcursus waarbij we
een aantal heerlijke Thaise gerechten leerden koken. Het eten is zoals iedereen
weet geweldig in Thailand, maar het moet ons toch van het hart dat sommigen
onder ons regelmatig de tranen in de ogen hadden en dat was niet van verdriet.
Hierna vervolgen wij onze reis naar Pai, een ontzettend leuk dorpje gevuld
met heel veel vrolijke jonge mensen die vreemd genoeg de muziek van onze
generatie beluisteren maar dan wel met een rasta kapsel en een paar enorme tattoos.
Voor 400 Baht (€10) woonden we in een prachtige tuin bij de Thaise Jan.
De ultieme reden waarom wij vanuit Chiang Mai naar het westen reden was om het
Karen volk te bezoeken. Deze stam is vooral bekend van zijn vrouwen met lange
nekken. Zij draaien een steeds langere bronzen spiraal rond hun nek en zo lijkt
het alsof hun nek langer wordt. De oudere dames dragen zo tot 7 kilo brons en
doen dit nooit meer af. Ik heb het vergeten te vragen maar ik denk niet dat
deze dames vaak in het zwembad springen. Wat ons opviel was dat deze traditie nog
steeds in ere gehouden wordt want er waren ook verschillende jonge meiden met
zo’n bronzen versiering.
De afstand naar Kanchantaburi was te groot en daarom hebben we de reis
onderbroken in Lopburi, het apen dorp. Dit is een heel armoedig uitziend dorp
maar vergeven van de apen. Misschien wel duizend apen klommen over de huizen,
jatten het eten en scheten op de auto’s. Ons hotel, overigens even armoedig,
was helemaal met een kooiconstructie omgeven om de beesten buiten te houden. De
volgende dag zijn we snel weer verder gereden naar de rivier Kwai. Hier hebben
we het museum bezocht en zijn met een de trein over de beroemde brug gereden.
We werden vergezeld door honderden andere toeristen.
De floating market is natuurlijk bij iedereen bekend. Wij hadden hem ook al
eens gezien maar dat was lang geleden. Hij is er nog steeds en ook nog steeds
leuk, alhoewel het meest verkochte spul nu toeristen materiaal is. Ook een
tochtje op zo’n klein bootje met gigantische motor was wel aardig, alhoewel het
in de James Bond film allemaal wat spectaculairder is.
Hennelies was jarig en dit moest natuurlijk gevierd worden. Wij hebben dit
gedaan met een snorkeltochtje naar de eilandjes voor de kust van Chumphon. Veel
visjes gezien en lekker gegeten en gezongen voor het jarige meisje.
Phuket wilden we overslaan, te druk en toeristisch. Daarom reden we naar
Krabi wat helaas even druk en toeristisch bleek te zijn. Allemaal toeristen
winkeltjes, vreetschuren overlopen met zonverbrande westerse toeristen.
Gelukkig waren we gemotoriseerd waardoor we een tiental km’s naar het noorden toch
nog een rustig strandje met fijn hotelletje en geweldig restaurant vonden.
We
beginnen langzamerhand dicht te slibben door het vele lekkere eten en dus
besloten we wat aan fitness te doen. De Tiger Cave tempel was een uitstekende
keus want hij ligt 1237 traptreden hoog. Laten we de dag kort samenvatten door
te zeggen dat het niet meeviel.
De volgende dag verlieten we moe met pijnlijke kuitjes maar heel voldaan
Thailand op weg naar nieuwe avonturen in Maleisië.