We zijn blij dat we weer uit de Chinese miljoenensteden
vertrekken. We rijden nu het Tibetaanse plateau op. Het eerst stuk gaat door de
bovenloop van de Gele Rivier, dat bestaat uit in gele löss ingesneden
riviertjes. Overal is landbouw en zijn er kleine dorpjes. Hoe hoger we komen
hoe rustiger en leger het wordt. Langzaam krijgt de veeteelt de overhand. We
zien steeds meer koeien, schapen en uiteindelijk op grotere hoogte vooral grote
hoeveelheden Yaks.
We rijden naar Xiahie, waar het Tibetaanse Labrang
Klooster zich bevindt. Het klooster bestaat uit een enorme hoeveelheid
tempeltjes en er leven en studeren een grote hoeveelheid "Geelmuts"
monniken, de sekte waar de verbannen Dalai Lama toe behoort. Daar hebben we
geluk want we vallen midden in een Mandala of offerceremonie. De monniken
murmelen, etenswaren worden op het vuur geofferd en de devote inwoners zitten
er met de handen gevouwen op de knieën omheen. Heel bijzonder!
Bij de vele tempeltjes in het dorp zijn inwoners en
monniken druk doende om in rap tempo met de klok mee rondom de tempels te lopen
en daarbij - indien aanwezig - de rijen gebedsmolens een zetje te geven. Elke
dag gebeurt dat weer, zo blijf je fit.
Een van de opdrachten aan de gelovigen is ook om zich te
prosteren, let wel niet prostitueren. Plat op de buik liggen, opstaan en dan
Boeddha groeten en dat honderdduizend keer. We zijn een vrouw tegengekomen die
dit op de openbare weg deed waarbij ze elke keer zo’n anderhalve meter
opschoof. Zij was op weg naar Lhasa, duizend kilometer verderop. Ze zal wel
eelt op de knieën hebben tegen de tijd dat ze arriveert.
Er zijn nog een paar andere eigenaardigheden die toch wel
enige uitleg verdienen. Bijvoorbeeld naast het feit dat er veel oude mensen
bedelen, bestaat hier ook een kaste van beroepsbedelaars. Dit leidt tot het
opmerkelijke fenomeen van uitstekend geklede mensen die met een dik pak geld in
hun handen op je af stappen en vragen of je hun pak geld nog wat dikker wil
maken. We hebben in een restaurant gezeten waar dit vijf keer op een avond
gebeurde. Deze mensen hebben als beroep bedelen en schijnen daar een leuke
boterham aan te verdienen.
Ook wel apart is dat ongeveer elke tweede zoon in ieder
Tibetaans gezin monnik wordt. In New York is elke tweede auto een taxi; in
delen van Tibet loopt elke tweede man in een rode jurk. De kloosters zien er
fantastisch uit want al hun monniken werken en werven voor het klooster en
worden onderhouden door de familieleden. Officieel leven alle monniken heel
zuinig en eten ze alleen fruit en groenten. Toch zien wat oudere monniken er
vaak niet uit alsof ze alleen maar op stronken broccoli kauwen.
Tibetanen houden er ook niet van om begraven of
gecremeerd te worden. Ze hebben er iets op gevonden. Het lijk wordt in stukken
gehakt en zo in hapklare brokken aan de gieren gevoerd. Dit is overigens een
uitstervend ritueel maar de gieren hebben we gezien, tientallen zelfs.
In de buurt kamperen we weer. Uiteraard behoorlijk
frisjes op 3500 meter hoogte (3 graden). De volgende dag rijden we op grote
hoogte en zien we verse sneeuw een paar honderd meter hoger. We passeren vroeg
in de ochtend, gelukkig nog een stukje ongerepte Tibetaanse herdersdorpen. Daar
verzamelen zich eind van de dag grote kudden Yaks, schapen en geiten. De kudden
worden na het melken in de ochtend met een gemotoriseerde herder weer de berg
op gejaagd. De vrouwen zijn druk in de weer in en rondom de yurts. Een van de
taken is het rapen van de drogere koeienvlaaien, zodat 's avonds in de yurts
het fornuis en de kachel weer aan kan.
Een stuk verderop bezoeken we in een ander kloosterdorp. Het ligt mooi tegen
een heuvel. Het is er een drukte van belang. Naar later blijkt is de
plaatselijke Hoofd Lama net overleden en de Tibetanen komen van heinde en verre
met hele gezinnen om hun medeleven te betuigen. Dat betekent kilometers lopen,
netjes uitgedost zijn, en aansluiten bij een hele lange rij voor het afscheid
nemen. Voor ons betekent het dat we alleen op afstand ooggetuige van kunnen
zijn.
We zetten de reis voort op grote hoogte met passen tot
4000 meterrichting Chengdu. Al snel blijkt dat hier ook veel bussen vol met
Chinese toeristen komen. Er zijn dan ook diverse pleisterplaatsen, waar de
toerist paard kan rijden, met de heilige witte yak op de foto kan of zelfs kan
overnachten in een yurt. Er zijn niet een of twee van die pleisterplaatsen maar
tientallen, zodat de lol er wel een beetje af gaat.
Na al dit fraais dalen we - nadat we de Lange Mars van
kameraad Mao zijn gekruist - af naar het warme bijna tropische Chengdu.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten